Het levensverhaal van de heilige Oda is een legende. Volgens wijlen Toon den Brok, voormalig geschiedenisdocent Scholengemeenschap Jerusalem Venray, is de legende opgetekend door een vrome zuster van het oude klooster Jerusalem (1422 – 1527) dat werd bewoond door Kanunnikessen die leefden volgens de Regel van de H. Augustinus. Het levensverhaal van St. Oda is vooral bedoeld als ideaalbeeld van een vroom, heldhaftig en ascetisch leven. Ter bemoediging, als inspirerend voorbeeld, maar vooral ter navolging. Haar verhaal vormt een onderdeel van de kloosterkroniek die thans bewaard wordt in de Nederlandse Kloosterarchieven in St. Agatha bij Cuijk.
Sinds 1838 kwamen de zusters Ursulinen naar Venray om het oude klooster Jerusalem nieuw leven in te blazen. De zusters stichtten een pensionaat voor meisjes met twee soorten onderwijs: de M.M.S. St. Oda genaamd en een gymnasium dat ze naar St. Angela noemden, de stichteres van de Orde van de Ursulinen van de Romeinse Unie. In 1899 kochten de Ursulinen een bijna twintig hectare groot natuurgebied in het zogeheten Reyndersbos, en lieten een park aanleggen met daarin het Theehuis. Het park kreeg de naam: St. Oda. Na verkoop van het klooster Jerusalem in 1974 om er een gemeentehuis in te vestigen, raakte het Odapark in verval. Onder de bezielende leiding van beeldend kunstenaar Joop Wismans, tevens voorzitter van de Stichting Kunstkring Venray, architect Bert Lerou en Fred Welschen, CEO Inalfa, werd het park in 1993 ondergebracht in de stichting Odapark en werd het Centrum voor Hedendaagse Kunst een feit.
Tekst: Charles van den Berg
De legende van de heilige Oda van de Hiept
Welkom in deze parel in het groen. In het park dat is genoemd naar een in de 8ste eeuw levende legendarische vrouw die Oda heet. Over haar gaat dit verhaal. Oda is een Schotse prinses, die vanaf haar geboorte in het jaar 680 blind is. Daar is haar vader, koning Eugunatius VII, niet blij mee en gaat naarstig op zoek naar mogelijkheden om zijn dochter te laten genezen. Het Schotse hof bereikt berichten dat er op het Europese vasteland allerlei heiligdommen liggen waar wonderbaarlijke genezingen zouden plaatsvinden. Dus stuurt de koning prinses Oda op bedevaart. Zij bezoekt achtereenvolgens Rome, reist door naar Zuid-Italië waar een beroemd heiligdom ligt gewijd aan de Aartsengel Michaël.
Omdat het gewenste resultaat uitblijft, trekt Oda met haar gevolg de Alpen over en komt uiteindelijk terecht in Luik waar ze het graf bezoekt van bisschop Lambertus. Prinses Oda bidt vurig, belooft God haar kuisheid te bewaren, een leven lang. Haar gebeden worden verhoord en Oda kan ziende huiswaarts keren. Terug in Schotland wil de koning niets liever dan zijn dochter uithuwelijken aan een fortuinlijke adellijke man. Maar Oda weigert pertinent. Ze wil haar belofte aan God niet verbreken en vlucht naar Europa om na tal van omzwervingen in Venray terecht te komen.
Onder uiterst armoedige omstandigheden leidt zij een kluizenaarsbestaan ver weg van de bewoonde wereld. Maar haar aanwezigheid blijft echter niet lang onopgemerkt. Luid krassende eksters, op zoek naar etenswaar, verraden haar verblijfplaats. Jonge mannen uit de buurt ontdekken haar hut en beginnen Oda lastig te vallen. Er zit voor haar niets anders op om opnieuw op de vlucht te slaan. Ze verlaat Venray richting Brabant waar ze rust vindt in een plaats die later naar haar genoemd zal worden: St. Oedenrode. Maar niet na zich eerst nog één keer om te draaien en haar zegen over het dorp uit te spreken. Oda overlijdt in 726 te St. Oedenrode.
Tekst: Charles van den Berg